Bovenbergers in de kijker

Op onze Bovenberg woont veel volk… veel meer dan ooit. Het is een mooie mix van jong en oud, groot en klein, rijk en minder rijk. En vooral de oudere buren kennen nog veel verhalen over hoe het vroeger was en hoe het allemaal veranderd is. 

Hier lees je alvast het verhaal van enkele bijzondere bewoners zoals Leo, Maria en Wis : 


Ken jij Leo ?


Leo Aenspeck stond ons begin maart op te wachten met koffie en met voor elk van ons een gebakje: een ‘banane split’, speciaal besteld bij de bakker in het dorp, want ze maken dat niet altijd. 

Zijn guitige ogen vertellen ons dat hij er plezier aan beleeft, twee vrouwen die op zaterdagochtend komen luisteren naar zijn verhaal.





Hij is geboren en getogen in Melsbroek, maar toen hij trouwde met Yvonne in 1950 is hij op de Bovenberg komen wonen in de Hoogveldstraat. 
Yvonne was op de Bovenberg geboren, net als haar zus Simonne die helaas in de herfst van dit jaar overleed. Zij had er al een huis gebouwd op grond van haar ouders. Yvonne en Leo bouwden ernaast, gevel aan gevel. 

Zus Simonne was later dé pannenkoekbakster bij uitstek op het Bovenbergfeest, met als hoogtepunt een pannenkoek van één meter doormeter! Leo leerde Yvonne kennen op de kermis in Nossegem. Hij had één keer met haar gedanst en toen wist hij al dat het de vrouw van zijn leven zou worden. 
Ze zijn samen blijven dansen…. 

66 jaar al woont Leo in zijn gerieflijk huis met een grote moestuin, waar hij nog een klein deel zelf van verbouwt. De lente komt eraan (‘den uitkom’ zoals hij het zelf zegt), maar het is nog veel te koud en te nat om nu al iets te planten. “Het gaat gewoon rotten in de grond als ge niet wacht tot het droger en warmer wordt”. Leo eet alleen groenten van eigen kweek: vandaag worteltjes die hij vorige herfst netjes gesneden heeft ingevroren. De geschilde aardappelen liggen ook al in de pan en om 11u stipt wordt het vuur opgezet. 

Leo begon op zijn veertiende te werken in de papierfabriek  in Zaventem. Ook zijn broers werkten daar. Roger, een jongere broer, is er verongelukt aan een machine die het papier strak moest trekken. “Een heel gevaarlijke machine met een enorme kracht. Onze Roger had zich misrekend, hij werd verpletterd. Ik had gelukkig veiliger werk, bij de snijmachine. De directeur had me daar gezet omdat ik nog geen veertien was toen ik al mee moest naar de fabriek. 

Eigenlijk mocht dat niet maar de hoofdonderwijzer liet me gaan op mijn dertiende, ik moest niet meer naar school komen na de vakantie omdat ik in december veertien zou worden. Zo ging dat toen. Er moest gewerkt worden om de kost te verdienen voor mijn ouders, mijn vijf broers en mijn zuster. Mijn moeder was een goe menske maar ze had twee gaten in haar hand. Ik moest dus mee naar de fabriek. 

Ik heb gewerkt tot mijn vijfenzestigste, meer dan vijftig jaar. 
"Wie kan dat nog zeggen?”

Leo's oudste broer werd in de oorlog verplicht tewerkgesteld in Duitsland, in Brandenburg bij Berlijn. Elke fabriek moest werkkrachten afstaan aan de Duitsers. Zijn broer moest bij de Duitse boeren gaan helpen om het land te kunnen voeden.  “En toen hij na de oorlog terugkwam zag hij grauw van miserie, we hadden de hele oorlog niets meer van hem gehoord”. 
Zelf was Leo te jong om mee te moeten strijden in de oorlog. 

Hij heeft zijn legerdienst na de oorlog gedaan, ook in Duitsland, bij de eerste lichting dienstplichtigen nà WOII. Hij leerde rijden met een drietonner, een Ford Canada, die in de oorlog gediend had en die tot op de draad versleten was.  
“We reden in een militaire kolonne van de kazerne van Brasschaat naar Lüdenscheid, heel voorzichtig. Eigenlijk was het levensgevaarlijk om er nog mee te rijden maar ik moest wel. 
Ik had leren rijden in Halle, bij Brussel, tijdens mijn militaire opleiding. In Duitsland  bracht ik kolen en voedsel naar alle kazernes in de omtrek.  
Ik heb daar goed mijn plan kunnen trekken, nooit cachot gehad”.

Na zijn legerdienst ging Leo even werken in Vilvoorde en later weer in de papierfabriek in Zaventem omdat de treinverbinding Veltem-Zaventem zo makkelijk was.
Maar het grootste deel  van zijn loopbaan werkte Leo bij een rijke dokter -7 ha grond!- in Jette: twee treinen vanuit Veltem, met overstap in Schaarbeek: 
“We waren met vier tuinmannen die instonden voor het onderhoud van heel dat spelleke maar ’t meeste werk was er in den hof. En heel dikwijls met overuren. De baas verwittigde me dan de dag op voorhand dat ik al om zes uur moest beginnen en dat ik wat extra boterhammen moest meebrengen. 
Want het zou duren tot acht uur 's avonds. En zo heb ik goed verdiend en veel kunnen sparen”.

Leo is 90 en nog goed gezond. Zijn vrouw Yvonne is twaalf jaar geleden gestorven, hij mist haar. Met Yvonne ging hij dikwijls op stap en op reis maar nu hij alleen is blijft hij liever thuis. Gelukkig wonen dochter Rita en haar man Kris vlakbij. Kris bewerkt het grootste stuk van de moestuin van Leo.  Leo bewerkt zelf alleen nog het voorste deel. Naast de moestuin, tegen de achtergevel, staat 'het appartement' voor de konijnen die hij vroeger kweekte. 
Een Vlaamse lekkernij!




Leo heeft twee kleinkinderen, Sara en Wim, en twee achterkleinkinderen. Hoewel hij zelf uit een groot gezin komt had hij met zijn vrouw afgesproken dat één kind -of misschien twee- genoeg was. En zo geschiedde. “Ik heb wel gedaan hetgeen dat ik moest doen maar niet overdreven. Ik kwam uit een arm huishouden. Ne frank opzij leggen, dat zat er niet in bij mijn moeder. Ik wilde dat beter doen. Ik heb er hard voor gewerkt en ik ben spaarzaam geweest en ik heb veel zelf gedaan aan ons huis: de kasseien gelegd en den afloop. Alles wat ik gespaard hebt en achterlaat is voor mijn dochter en haar kinderen”. 

Maar Leo is nog niet van plan er het bijltje bij neer te leggen. Soms wordt het moeilijk om iets te doen maar hij geeft niet op: hij poetst zelf zijn huis en elke avond zit hij een half uur op zijn hometrainer: “Van zes uur tot aan Blokken, dat zie ik elke dag. En dan het Journaal en dan wat er nog na komt, zeker het voetbal. En elke zaterdagavond The Match of the Day op BBC, van elf uur tot soms wel één uur 's nachts. 's Zondags mag ik toch uitslapen!” Hij houdt van voetbal, een foto van Kevin De Bruyne hangt als bewijs boven zijn hometrainer.



“Dat er ne God is? Ik weet niet. Ik ben christelijk opgevoed, dat wel en dat blijft zo. Maar wat ze ons allemaal hebben willen wijsmaken? Hetgeen dat ge ziet met uw ogen, dat moet ge zien. Dàt is juist en dat is niét juist en zo kunt ge het verschil maken”.


Nu woont er chique volk op de Bovenberg maar vroeger was dat anders: 
“Geen telefoon, geen leidingwater, geen riolering, oneffen kasseien, bouwvallige huizen. Pas lang na de oorlog werd de collectieve waterput, de Borreput, vervangen door een kraan voor leidingwater maar die bevroor in de winter en als ge dan water nodig had moest ge die kraan eerst ontdooien met brandend krantenpapier. Manlief, miserie! En als ge dan uw evenwicht verloor op de bevroren kasseien mocht ge terug met de lege emmers! 

Neen, nu is het hier beter met al het comfort. 

Ik wil hier trouwens nooit meer weg. Geen rusthuis, geen kliniek, ik wil hier thuis sterven!”

Bedroeft melden wij dat Leo ons verlaten heeft op 20 december 2017.

Overlijdingsbericht Leo

                          -----------------------------------------------------------------------

Ken jij Maria ?


Wij gingen op bezoek bij Maria in de Hoogveldstraat, een kwieke vrouw van een eind in de 80. Ze is één van de oudste, zoniet dé oudste, bewoonster van onze Bovenberg.

Maria somt vijf generaties Bovenbergers op in de familie. Haar overgrootouders, haar grootouders, haar ouders, zijzelf, haar kinderen: allemaal zijn ze geboren en getogen op de Bovenberg. Zij is nu 86 en heeft nooit ergens anders gewoond. Ze heeft onze wijk dan ook grondig zien veranderen in de loop der jaren. Van een berg met 'enkele' huizen, boerderijen en cafés en veel groene open ruimte, is het een dichtbebouwde buurt geworden waar nog maar weinig open plekken overblijven. Veel buren kennen elkaar ook niet meer en dat was vroeger anders. Mensen waren toen meer op elkaar aangewezen, nu leiden ze hun eigen comfortabele leventje. Maar Maria is daar niet rouwig om. Ze is goed omringd door haar kinderen die met hun gezin vlakbij wonen en die geregeld langslopen. Ze helpen haar ook met het onderhoud van de moestuin waar alles groeit wat Maria graag eet. De voortuin onderhoudt ze zelf: de rozen staan er prachtig bij deze zomer. 

Toen ze jong was, was heel de Bovenberg één groot speelterrein. Waar nog recent een nieuw huis gebouwd werd in de Bovenbergstraat liep vroeger een voetweggetje haaks door het bos naar de Terbankbosweg waar familie woonde. In dat bos heeft Maria vaak gespeeld en in de grote beuk heeft ze, samen met haar vriendinnetjes, van alles gekerfd. 'Neen, geen hartjes! Wel namen en kleine tekens'. Ze is benieuwd of er nog iets van overblijft. 


Ik heb haar beloofd om in de winter op onderzoek te gaan. In de zomer is het bos ondoordringbaar en donker. Ik ben benieuwd welke geheimen ik er ga vinden.

Nu denken kinderen wel eens dat melk in de supermarkt gemaakt wordt en eieren uit een fabriek komen. Zeker stadskinderen staan ver van de natuur en vele gezinnen zouden moeilijk kunnen overleven zonder warenhuizen en supermarkten. In Maria's jeugdjaren was dat anders. Hoewel ze niet op een boerderij woonde, hadden ze thuis een geit voor de melk, een varken en konijnen voor het vlees, kippen voor de eieren... En op de grond achter het huis vond je geen trampolines, zandbakken, parasols of groene gazons maar het stond er vol met groenten en fruit waarmee grote gezinnen het hele jaar rondkwamen.

Na het zevende en achtste studiejaar bij de zusters in Veltem mocht Maria naar Brussel. Haar moeder had haar ingeschreven in de naaischool waar ze patronen leerde ontwerpen en kleren leerde naaien. Dat heeft ze vele jaren lang gedaan voor haar klantenbestand van ongeveer honderd meisjes en vrouwen. Ze kwamen zelfs uit de stad naar Veltem voor een nieuwe outfit met Pasen en Kerstmis en voor communie- en trouwfeesten. Maria vindt dat haar living vaak meer op een 'voddenkot' leek dan op een huiskamer maar ze deed het graag en goed. Op piekmomenten werkte ze 's avonds en 's nachts door om de bestellingen rond te krijgen. En ooit heeft ze zelfs een hulp aangeworven omdat er zoveel vraag was naar kleedjes en mantels. Toen in de jaren '60 de confectie opkwam werd het veel minder maar voor zichzelf maakt Maria nog altijd mooie jurken. Op dezelfde niet-elektrische trapnaaimachine trouwens, een Pfaff die haar moeder kocht in de Statiestraat in Leuven toen ze begon te werken in 1948 en waarmee ze nooit ‘vodden’ gehad heeft.


Van de oorlog herinnert Maria zich niet zoveel. Zij was amper elf toen ze in mei 1940 met het hele gezin op de vlucht ging omdat het Belgisch leger ermee gedreigd had de radiotoren op te blazen om hem uit de handen van de Duitsers te houden. Ze vluchtten te voet tot in Brussel maar na enkele dagen keerden ze terug omdat haar vader dat zo besliste. Ondertussen hadden de Duitsers de radio bezet en hadden ze de fiets van Maria's vader en een communiekleed gestolen...

Het Engels leger was gekazerneerd in een tent op de wei boven de Bornput. Daar graasden ook hun paarden en stond later in de oorlog een kanon met afweergeschut tegen de V1-bommen. Maar het leven ging gewoon verder... Later blies de Witte Brigade het huis van de radioconciërge op, links naast het radiogebouw, omdat die met de Duitsers zou gecollaboreerd hebben.

Maria's man, Paul, overleed in 2012, ze mist hem nog elke dag. Paul en Maria leerden elkaar kennen op de kermis in Winksele Delle, hij was haar 'komen halen' om te dansen in de danstent. Ze hadden enkele jaren verkering, trouwden, woonden een tijdlang in het ouderlijk huis in de Radioweg en verhuisden later naar de Hoogveldstraat. Het koppel kreeg drie kinderen, vijf kleinkinderen en zes achterkleinkinderen. Ze waren bijna 62 jaar getrouwd...
Wat het geheim is van een lang huwelijk? 'Water in de wijn doen, véél water soms!' lacht Maria. En we willen haar geen ongelijk geven...




-----------------------------------------------------------------------

Ken jij Wis?


Tot enkele jaren geleden woonde ze in het oudste huis van de Bovenberg, tussen 'ons pleintje' en de Nekwinkelstraat. Het huis staat er nu wat scheef en schots bij maar ooit was het een fijne ontmoetingsplek omdat Wis of haar man Gust er vaak op de uitkijk stonden. Er was altijd wat om over te babbelen of te vertellen.

Wis en Gust woonden heel lang op de Bovenberg. Toen ze trouwden in 1935 woonden ze een tijdje in Zaventem maar na de oorlog trokken ze terug naar de Bovenberg, waar Wis een deel van haar jeugd gesleten had in de Nekwinkelstraat.

In de lente van 1995 waren Wis en Gust 60 jaar getrouwd en organiseerden de buren een groot feest. Het startschot voor een lange traditie van gezellige en prettige buurtfeesten...






Onlangs brachten 2 buurtbewoners Rianne en Annemie haar een bezoekje waar ze haar verhaal deed...

Is ze de enige in dit land? De enige 100-jarige vrouw die een eigen pensioen krijgt na een loopbaan van 46 jaar? In de fabriek begonnen op haar 14de -in 1928- en op haar 60ste -in 1974- met pensioen gegaan na haar ‘zoveelste’ fabriek. Ze is de tel kwijtgeraakt maar het waren er vele. Als ze elders een paar centen meer kon verdienen was ze weg.
Begin 2015 werd ze 101 en is ze 41 jaar met pensioen.
Ze is nu vijf jaar in een WVC en, zegt ze serieus, ik heb voor 5 jaar bijgetekend. Het is hier goed – niet zoals thuis maar het valt wel mee. Het eten is hier… ze wikt haar woorden: niet zo goed als thuis maar gezond.
Ze woont in de vleugel van de zelfredzame madammen: alleen voor haar pilletjes komt er elke dag iemand langs en op maandag helpen ze haar in bad. Eten doet ze in de refter: zij gaat voorop met haar rollator en haar vriendinnen van dezelfde gang volgen in hun rolstoel.
Als we het bezoek afronden geeft ze ons een lading puddinkjes en yoghurtjes mee uit haar koelkast. Opgespaarde dessertjes voor A, een alleenstaande buurvrouw van vroeger met drie kinderen, die de eindjes moeilijk aan elkaar geknoopt krijgt. Zij lust die dingen niet -te gezond vermoed ik- en ze zijn toch betaald! Van haar pensioen van ‘t fabriek.
We krijgen ook nog een Flair mee: die lettertjes zijn te klein, die kan ze niet meer lezen. Gelukkig maar want het is een extra nummer over seks, met ‘al onze seks-experts’. Gekregen van iemand van de schoonmaakploeg. Die kon er waarschijnlijk niet mee thuiskomen.

Hun enige zoon werd geboren in 1935, enkele maanden nadat ze trouwden. ‘Van moeten’, heette dat toen. We hadden het drie keer gedaan en het was zover, zei Wis met een tinteling in haar ogen.
Toen zoon Henri met vakantie was aan zee, ging ze hem met haar man Gust bezoeken. Ze hadden de zee nog nooit gezien.
Op één dag op en af. ‘s Morgens om zes uur in Veltem vertrokken en ‘s avonds laat weer thuis. Ah ja, want ze moesten op maandag gaan werken.
Ze hadden maar één keer een lekke band gehad onderweg. Lekke fietsband.

Wis heet eigenlijk Maria Ludovica en was het achtste uit een gezin van negen kinderen. Waarvan er overigens enkele vroeg gestorven zijn, ook haar enige broer. Zo was dat in die jaren toen Vlaanderen nog een arme boerensamenleving was.
Haar vader -die ze konsekwent ‘patj’ noemt- was een dronkaard en een slechte mens die verongelukt is op de steenweg Brussel-Leuven. En toen was hij nuchter zegt ze met enig leedvermaak. Haar moeder vertikte het om hem kerkelijk te begraven en er de gebruikelijke reeks missen voor te betalen. De pastoor deed het dan maar gratis – ‘patj’ was ten slotte een soldaat uit de Groote Oorlog. Hij werd onder de wapens geroepen toen Wis zes maanden oud was. Haar moeder stond er vier jaar lang alleen voor met haar kroost, zonder steun van wie dan ook, in bittere armoede.
De moeder van Wis was ‘gebrekkelijk’ en ging aan huis naaien bij mensen die een naaimachine hadden, om de eindjes van haar gezin aan elkaar te knopen. Ze leefden permanent ‘met een boekske’ bij de winkeliers in het dorp: met elke cent die binnenkwam werd de schuld afbetaald.
Wis is opgevoed door haar zus Trees, zus Rosalie zorgde voor jongste zus Marie. Net zoals bij mijn grootmoeder: ook zij en haar jongere zus werden grootgebracht door een oudere halfzus toen hun moeder stierf bij de geboorte van haar negende kind. Twee daarvan bleven in leven, van wie mijn grootmoeder.
Mijn overgrootvader heeft, bij zijn twee vrouwen, veertien kinderen verwekt, zeven zijn niet eens een jaar oud geworden…
Het leven liep toen zelden over rozen.

Wis liep tot haar veertiende school bij de zusters in het dorp, de soeurkes. Te voet de berg af en te voet weer op, langs kleine paadjes die geregeld omgeploegd werden door de boeren. Schoenen hadden ze niet, ze liepen op klompen. En fietsen hadden kinderen ook niet in die jaren. Veel te duur. Ze heeft pas later leren fietsen, samen met haar zoon.
Op school zaten de dochters van de melkerij en de brouwerij vooraan in de klas, Wis en de meisjes van het café zaten altijd achteraan. Wij werden verstompt.
Het laatste half uur van de schooldag was er franse les maar die mocht Wis niet volgen. Thuis kon ze zich nuttiger maken, vond haar moeder.
Van de zusters mochten de meisjes niet op café als het kermis was in het dorp, zelfs niet met hun ouders. Als ze verklikt werden moesten ze op hun knieën vooraan op de trede komen zitten in de klas. Ik heb niet de indruk dat Wis daar erg onder geleden heeft: op de Bovenberg waren er in die tijd trouwens meer cafés dan huizen en er werd geregeld gevochten.
Een ruw volkje, die Bovenbergers…

Wis en Gust hadden één zoon, Henri. Nochtans kwamen ze allebei uit heel kroostrijke gezinnen. Maar zij kenden de truc nog voor voorbehoedsmiddelen gebruikelijk waren, die hadden ze geleerd van de vroedvrouw -de goeivrouw- die Henri ter wereld had gebracht. Ze woonde in het huis waar nu restaurant L’Ariete is. Het was iets met warm water… dat stond altijd klaar in de fluitketel op de Leuvense stoof. Dus als ge dat had voorgehad werden de moor en de trucendoos boven gehaald. En zo bleef Henri enig kind.
Wis en Gust waren moeten trouwen. Na drie keer was het prijs geweest. Niet zo erg, vond Wis, maar ze vond het niet plezant dat ze voor de eerste keer haar opwachting moest maken bij de moeder en de zussen van Gust toen ze al in verwachting was.
Ze had de indruk dat ze ferm gekeurd werd.
Haar zus Marie was bij diezelfde goeivrouw ooit eens naar een kindje gaan vragen. Ze was toen 14. ‘Ze zitten nog allemaal in de kelder en het zijn allemaal rosse’, had die geantwoord. Waarop Marie ontgoocheld afdroop.
Pas in de fabriek kwamen meisjes erachter hoe je kinderen kon krijgen, daar namen oudere vrouwen geen blad voor de mond. Maar hoe ze géén kinderen konden krijgen, dat moesten Wis en Gust zelf maar uitzoeken.



Ze reden af en toe met de fiets samen naar Hoei en daar bleven ze twee dagen logeren bij de zus van Gust.
Of ze zo gezond is gebleven door het fietsen? Neen, ik blijf gewoon asemen. Dat moogt ge niet vergeten.
Ondanks haar bijna 101 is Wis nog heel mobiel en helder. Een flinke portie humor en zelfrelativering is blijkbaar het beste medicijn. En blijven meedoen: op maandag gaat ze breien met de vriendinnen van het WVC, ze turnen elke dag -zittend op hun stoel- om knieën, schouders en handen soepel te houden en af en toe maken ze een uitstap: naar Scherpenheuvel, naar zee, naar de sporthal van Zaventem om een pintje te drinken… en dan moeten we om vier uur weer binnen zijn.
Ik denk dat ze dat maar flauw vindt.


Met grote triestheid melden wij dat Wis op 19 september 2015 is overleden :



"De Bovenberg is een icoon armer.
Doch heeft ze haar stempel kunnen drukken op de buurtgemeenschap hier.
Ze kan nu rustig en voldaan heengaan.
Fijn dat je me de kans gegeven hebt om deze joviale vrouw te mogen ontmoeten.
Ik denk met fijne herinneringen aan haar terug."
  
Michel

Wis, in memoriam...     Overlijdingsbericht Wis



----------------------------------------------------------------